Heeft u uw
financiële zaken
op orde?

Lees de checklist

Intermedis A & A

Nieuwe spelregels voor de familiebank

Geplaatst op: 01-10-2021, 12:22:21

Recente jurisprudentie en openbaar gemaakte beleidsregels van de Belastingdienst waren voor ons aanleiding om onze adviezen rondom de familiebank wat bij te schaven.

Vaste lezers kennen het verhaal achter de ‘familiebank’ inmiddels wel. Kinderen, neven, nichten of andere familieleden — maar ook vrienden of collega’s — kunt u helpen met de financiering, het onderhoud of de verbouwing van hun woning door voor bank te spelen. Voor u als geldschieter levert uw spaargeld door het oprichten van een familiebank flink meer op dan bij de bank. Het geld dat de bank normaal gesproken aan de geldlener verdient, verdwijnt nu in uw zak! En als de lening voldoet aan de fiscale voorwaarden (zie het kader ‘Fiscale aftrek’), betaalt de fiscus zelfs mee: de door u ontvangen rente is onbelast, terwijl de lener de rente kan aftrekken. Natuurlijk betaalt u over het uitgeleende bedrag wel vermogensrendementsheffing in box 3, maar die moest u toch al betalen over uw spaargeld.

Hoogte rente
Als de lening gebruikt wordt voor een eigen woning, geldt: hoe hoger de rente, hoe groter het fiscale voordeel. Bij 12 procent rente op een lening van 100.000 euro zou de lener — uitgaande van het box 1-tarief van 37,1 procent en 5,977 procent voordeel vanwege de heffingskortingen — aan rente netto een kleine 7.000 euro betalen, terwijl u als geldschieter 12.000 euro opstrijkt, waarna u beiden lachend de buit kunt verdelen. Maar zo werkt het dus niet. Fiscaal gezien moet u een zakelijke, marktconforme rente rekenen. Maar hoe hoog is die rente?

De rechter
Wij gaven lange tijd aan dat maximaal 6 procent rente mogelijk was. Dit percentage wordt onder andere gehanteerd in de Successiewet. Maar omdat er altijd mensen zijn die de grenzen willen oprekken, hebben zich in de loop der jaren diverse rechters erover gebogen. Zo was er een belastingbetaler die meende dat een rente van 9 procent voor een lening van 15 jaar vast zonder hypothecaire zekerheid marktconform was. Het gerechtshof had de renteaftrek verlaagd naar 4,5 procent, zoals de belastinginspecteur had voorgesteld. En die had dat percentage weer gebaseerd op de gemiddelde hypotheekrente van dat moment bij een looptijd van 15 jaar, vermeerderd met een opslag van 1,5 procentpunt vanwege het ontbreken van een hypothecaire zekerheid. De Hoge Raad kon zich daarmee verenigen (ECLI:NL:HR:2020:1111, te vinden op www.rechtspraak.nl).

De fiscus
Maar hoe ziet de Belastingdienst het? Daar hanteren ze een intern beleidsstuk, aan de hand waarvan de rentepercentages en andere voorwaarden van familiebankleningen worden beoordeeld. Alleen werd dat document altijd intern gehouden, waardoor het voor belastingbetalers en fiscalisten eigenlijk nooit duidelijk was waar de fiscus de grenzen trok. Dat document is onlangs met een WOB-verzoek boven tafel gekomen. Hoewel bepaalde onderdelen van het stuk onleesbaar waren gemaakt, kan daaruit in elk geval worden afgeleid dat de fiscus

■ expliciet afstand neemt van het in de Successiewet genoemde percentage (6%), omdat dit niets te maken zou hebben met de inkomstenbelasting waar de eigenwoningrente nu eenmaal onder valt

■ zonder meer akkoord gaat met een opslag van 0,2% bovenop de geldende rentetarieven

■ kijkt of de rente reëel is, waarbij de feitelijke situatie doorslaggevend is (de rente moet dus in lijn zijn met wat een hypotheekverstrekker bij dezelfde looptijd en onder dezelfde omstandigheden zou rekenen)

■ de vergelijking met de rente voor persoonlijke leningen niet accepteert, omdat dit in de regel consumptieve leningen betreft waarbij geen enkele dekking is, terwijl de woning fungeert als dekking, ook zonder dat er een recht van hypotheek is gevestigd

■ het berekenen van afsluitprovisie alleen aanvaardbaar acht als ter zake reële kosten zijn gemaakt

Niet iedereen is er overigens van overtuigd dat de normen van de Belastingdienst goed aansluiten bij wat in de praktijk en, belangrijker, de rechtspraak geldt als geaccepteerde rentepercentages.

Ons advies
Voor lopende familiebankleningen adviseren we: niets doen. Zolang de fiscus akkoord is met het door u gehanteerde rentepercentage, zit u goed. Maar als het gaat om een nieuwe familiebanklening, of de lopende lening toe is aan verlenging of afgesproken is dat bij een verhuizing de familiebanklening wordt afgelost, zult u een rentepercentage moeten afspreken op basis van de nieuwe spelregels. Doe dat echt, want in de praktijk zien we nogal eens dat er dan geen actie wordt ondernomen en dat kan gedoe opleveren. Bij een lening met een rentevastperiode van 30 jaar zonder hypothecaire zekerheid, lijkt de marktrente plus een opslag van 1,5 procent in elk geval goed verdedigbaar. Een overzicht van de huidige marktrentes vindt u op www.hypotheekrente.nl, bewaar een print van het overzicht waarop u uw rentepercentage heeft gebaseerd in uw administratie.
In de praktijk komt het regelmatig voor dat het niet mogelijk is de financiering via een hypotheek bij de bank te regelen. In dat geval is een extra renteopslag gerechtvaardigd. Gezien de huidige markt is een rentepercentage van 4 procent volgens ons alleszins acceptabel en verdedigbaar.
Zolang u het voorgaande in acht neemt verwachten we geen problemen met de fiscus. Uit onze ervaring blijkt namelijk dat de discussie vooral ontstaat als mensen de grenzen opzoeken. Mocht u desondanks gedoe met de fiscus krijgen over uw familiebankvoorwaarden, bespreek dat dan met ons voordat u de vragen van de Belastingdienst beantwoordt. We kunnen dan even meekijken met de feiten en omstandigheden van het geval.

FISCALE AFTREK

Sinds 1 januari 2013 moeten eigenwoningleningen minimaal annuïtair worden afgelost in maximaal 30 jaar. Die regel geldt niet als de eigenwoningschuld op 31 december 2012 al bestond en op dat moment daadwerkelijk gebruikt werd voor de eigen woning. Zelfs als de eigenwoningschuld in 2013 ontstond terwijl er vóór 2013 afspraken over de aankoop, het onderhoud of de verbouwing waren gemaakt, is er vaak geen fiscale aflossingsverplichting. Sterker nog, als zo’n ‘oude’ eigenwoningschuld wordt afgelost maar in het kalenderjaar volgend op het jaar van aflossing een nieuwe eigenwoningschuld (bijvoorbeeld een familiebanklening) wordt aangegaan, gelden de oude regels voor maximaal het bedrag van de aflossing.

Bron: FiscAlert september 2021 | jrg 27 nr 7 | p.18-19

Ga terug naar de vorige pagina